Psalm Menu
- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
- TG
- LvM
- LvZ
- LvS
- GdH
- TA
- BvP
- MZ
- AZ
- EgD
Psalm 13
vers 1
Hoe lang, o HEER, mijn toeverlaat,
Vergeet Gij mijnen jammer-staat?
Hoe lang zult Gij, in mijn ellenden,
Van mij Uw vriend'lijk aanschijn wen - den?
Daar al mijn moed en kracht vergaat?
Vergeet Gij mijnen jammer-staat?
Hoe lang zult Gij, in mijn ellenden,
Van mij Uw vriend'lijk aanschijn wen - den?
Daar al mijn moed en kracht vergaat?
vers 2
Hoe lang zal ik, door tegenheên,
In 't hart vergeefs ontwerpen smeên;
En vrucht'loos schreien ganse dagen?
Hoe lang zal mij mijn vijand pla - gen,
En mij verachtelijk vertreên?
In 't hart vergeefs ontwerpen smeên;
En vrucht'loos schreien ganse dagen?
Hoe lang zal mij mijn vijand pla - gen,
En mij verachtelijk vertreên?
vers 3
Aanschouw mijn ramp, verhoor mij, HEER;
Ai, zie op al mijn lijden neer;
Verlicht, mijn God, verlicht mijn ogen,
En laat Uw goedheid niet gedo - gen,
Dat mij de slaap des doods verteer'.
Ai, zie op al mijn lijden neer;
Verlicht, mijn God, verlicht mijn ogen,
En laat Uw goedheid niet gedo - gen,
Dat mij de slaap des doods verteer'.
vers 4
Opdat de vijand, die mij haat,
Niet juich' in mijn bedrukten staat,
Mij nooit van God verlaten noeme,
Noch in mijn wank'len zich beroe - me,
Dat mij hun overmacht verslaat.
Niet juich' in mijn bedrukten staat,
Mij nooit van God verlaten noeme,
Noch in mijn wank'len zich beroe - me,
Dat mij hun overmacht verslaat.
vers 5
Maar, in dit smartelijk verdriet,
Mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet;
Neen, 't zal zich in Uw heil verblijden.
Ik zal den HEER mijn lofzang wij - den,
Die mij genadig bijstand biedt.
Mistrouwt mijn hart Uw goedheid niet;
Neen, 't zal zich in Uw heil verblijden.
Ik zal den HEER mijn lofzang wij - den,
Die mij genadig bijstand biedt.
Navigating...