Psalm 139
Datheen Psalmenberijming
Vers 3
Zij moeten gedenken verheugd,
In grote vreugd,
Heer, Uwe werken,
En bekennen dat Gods lof fijn
Eeuwig zal zijn,
Waardig t' aanmerken.
Want Gij zeer hoog zit en aanziet,
Dat hier is niet
Geacht deemoedig:
Van verre Gij de stouten kent,
Waarvan Gij wendt
Uw ogen goedig.
Vers 4
Als ik door angst en tegenspoed
Ben in kleinmoed,
Gij mij verkwikket;
Ook tegen mijn wreedsten vijand
Uw rechterhand
Mij hulp beschikket.
Gij zult mijn kruis eindigen hier;
Want goedertier
Zijt Gij gestadig;
Het werk Uwer handen zult Gij
Volvoeren vrij,
O Heer genadig.
Vers 1
Gij hebt mij, Heer, gans'lijk doorgrond,
Gij weet mijn kracht voor dezen stond;
Hetzij dat ik zit ofte sta,
Heere, Gij slaat zulkes al ga;
Gij verstaat, Heer, door Uwe krachten,
Van verre alle mijn gedachten.
Vers 2
't Zij dat ik wil rusten of gaan,
Gij komt mij met der haasten aan,
En doorziet scherp in dezen val
Mijn doen en ook mijn wegen al.
Daar is geen woord in mijnen monde,
Of Gij en ziet dat in den gronde.
Vers 3
Voren en achter zijt Gij Heer!
Uw hand houdt Gij over mij zeer;
Zulks te verstaan is mij voorwaar
Al veel te hoog en ook te zwaar.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden